Category Archives: Pacemakers

Nieuwe sensor-chips: goedkoop, slim en efficient

Met een chip hartcellen analyseren en een slimme pleister die alarm slaat als jouw hartslag te hoog is. Het zijn twee voorbeelden van onderzoek waar Frans Widdershoven aan werkt. Deze kersverse hoogleraar ontwikkelt nieuwe, slimme sensoren.

In een kas groeien mooie komkommers. Een teler kweekt ze onder de beste omstandigheden en gaat precies na hoeveel water ze moeten hebben en of de temperatuur goed is. Zodat jij straks lekkere, sappige en groene komkommers op je bord hebt liggen. Toch heeft zo’n teler voortdurend kopzorgen. Wat nu als een ziekte de groente om zeep helpt?

Om dat te voorkomen werken wetenschappers onder meer aan een elektronische neus. Een plant geeft een geur af, dus ook een komkommer. En zo’n elektronische neus merkt daar meteen aan of er iets mis is. Ook in een stal met kippen of koeien kan je dit toepassen. Zodra er een ziekte uitbreekt heeft deze neus het door en slaat alarm.

Met slimme sensoren maak je het leven van veel mensen beter.

Het zijn een paar voorbeelden van wat mogelijk is met slimme technologie, mede dankzij onderzoek van de TU Delft. Het is daarvoor van belang dat er goedkope chips worden gemaakt, die weinig energie vreten en slim zijn. Daaraan werkt Frans Widdershoven. Hij werkt binnen de muren van de TU Delft als hoogleraar Low Power Embedded Smart Sensors bij de afdeling Bio-elektronica van de faculteit EWI (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica). Daarnaast is hij als Fellow verbonden aan chipfabrikant NXP.

Coronasensor

Een chip met ingebouwde sensor, die zo gevoelig is dat hij een enkel deeltje van het coronavirus opmerkt. Daaraan werken meerdere onderzoekers van verschillende faculteiten van de TU Delft, waaronder Frans Widdershoven, Peter Steeneken en Murali Ghatkesar. Ook Serge Lemay van de Universiteit Twente is erbij betrokken. ‘We willen de elektrodes zo maken, dat ze de coronadeeltjes aan zich binden. En als het ware eraan blijven plakken en je zo kan tellen hoeveel er zijn,’ zegt Steeneken. Hij is hoogleraar Dynamics of Micro and Nanosystems bij de faculteit 3mE. Ook hierbij wordt weer gebruik gemaakt van CMOS. ‘De slimmigheid zit daar al ingebouwd. We hopen op deze manier een sneltest te maken,’ zegt Steeneken. ‘Je kan ze zelfs in mondkapjes inbouwen, waardoor je weet of je Covid-19 hebt of ergens bent geweest waar het in de lucht zat.’ Het doel is om een test voor een paar euro te maken. Maar dat is nu nog toekomstmuziek, want het onderzoek staat nog in de kinderschoenen.

Slimme pleisters

Wie met de hoogleraar praat, hoort hem al snel vertellen over allerlei interessante mogelijkheden. Neem slimme pleisters. Die plak je op je huid en dan gaan ze van alles meten. Zoals de temperatuur, hartslag, ademhaling en zuurstofverzadiging. Dat is cruciale informatie voor artsen om na te gaan hoe het met hun patiënt gaat. ‘Bewegingen in je lichaam kan je meten met elektrische sensoren,’ zegt Widdershoven.

Zo’n pleister doet nog meer. Deze interpreteert ook zelf de verzamelde gegevens. Zo checkt het of alles goed met je gaat. ‘Er moet dus intelligentie ingebouwd worden en daarom is het verstandig om een chip te gebruiken. Die analyseert de data, slaat alarm als er iets mis dreigt te gaan en stuurt deze gegevens draadloos door. Uiteraard wordt ook beveiliging ingebouwd, want je wil dat deze persoonlijke info wordt beschermd. Bovendien moet het allemaal weinig energie kosten. Op de korte termijn kunnen we zo’n pleister maken.’

Iedereen gebruikt het, maar bijna niemand is zich er bewust van.

Dit voorbeeld geeft een inkijkje in wat er in de nabije toekomst al kan. Met slimme sensoren maak je op deze manier het leven van veel mensen beter. Intelligentie is daarbij een van de sleutelwoorden. En die is mogelijk door gebruik te maken van de zogeheten CMOS-technologie. Het is een woord dat misschien niet veel mensen kennen, maar we komen deze technologie voortdurend tegen zonder het te beseffen. ‘Iedereen gebruikt het, maar bijna niemand is zich er bewust van,’ zegt Widdershoven. CMOS-technologie zit namelijk in vrijwel alle elektronische apparaten die we voortdurend gebruiken, zoals smartphones, laptops, televisies en camera’s.

Superkracht

‘Dankzij de ontwikkeling van de CMOS-technologie de afgelopen vijftig jaar stoppen we nu een miljard transistoren op een vierkante centimeter silicium. Die verwerken allerlei rekenopdrachten en zorgen er zo voor dat jouw smartphone en slimme speaker werkt. Ze zijn bovendien enorm energie-efficiënt,’ aldus Widdershoven.

CMOS is een superkracht achter alles wat tegenwoordig slim is en elektronica bevat, legt de hoogleraar uit. En die technologie kan je voor nog meer toepassingen inzetten. Bijvoorbeeld voor sensoren. Nu zijn sensoren vrijwel altijd losse componenten die je ergens aankoppelt. Ze meten bijvoorbeeld beweging of CO2 en geven hun signalen door aan een CMOS-chip. Daar worden die signalen vervolgens geanalyseerd en verwerkt. ‘Als ik bij mijn vakgebied vooruitkijk naar de toekomst, dan zou je bijna alle sensoren direct willen inbedden in die CMOS-chip. Ik denk dat dit mogelijk is. Op die manier maak je sensoren zelf slim, verklein je het totale oppervlak en bespaar je energie en kosten.’

Het is van belang dat er goedkope chips worden gemaakt, die weinig energie vreten en slim zijn.

Een algemene aanpak is daarbij belangrijk, volgens Widdershoven. ‘Want je wilt niet voor elk type sensor speciale aanpassingen in de CMOS-technologie maken. Dat is veel te complex en duur en kan niet hergebruikt worden. Daarom ontwikkel ik een nieuwe, universele methode.’ Daarbij breid je de CMOS-chip uit met een speciaal sensorveld. Dat bestaat uit vele piepkleine elektroden die net onder het chip-oppervlak zitten. ‘Hiervoor hoef je de CMOS-technologie zelf niet aan te passen. De micro-elektroden kunnen dwars door het oppervlakte van de chip meten welke materialen of objecten er zich net boven bevinden.’ Op die manier voeg je dus een nieuwe sensoroptie toe aan de al bestaande CMOS-technologie.

Microscopisch touchscreen

35Met een inkjetprinter is het mogelijk om meerdere materialen naast elkaar bovenop dat sensorveld te printen. Dit kan van alles zijn, afhankelijk van wat je nodig hebt. ‘Stel je maakt een alcoholtest. Dan print je materiaal dat daar gevoelig voor is. Maar dit materiaal reageert ook op andere stoffen in jouw adem, zoals waterdamp. Deze zogeheten kruisgevoeligheid wil ik eruit filteren. Dit is mogelijk door een tweede materiaal ernaast te printen dat gevoeliger is voor waterdamp dan voor alcohol. De chip berekent dan zelf wat je precies meet.’

Het type sensoren dat gebruikt wordt heet met een lastig woord capacitief. Maar de manier waarop het gebruikt wordt staat helemaal niet zover van ons af als dat vreemde woord doet vermoeden. De werking van zo’n sensor lijkt namelijk op de aanraaktoetsen van een koffieautomaat dat je in veel kantoren vindt. ‘Die aanraaktoetsen zijn ook zogeheten capacitieve sensoren. Als je een vinger op de toets legt, dan merken kleine sensoren dit direct op waardoor het apparaat weet welke koffie je wilt. Het aanmaakscherm van jouw telefoon of tablet werkt op een vergelijkbare manier. Zo’n zelfde soort aanpak willen we ook gebruiken, maar dan in microscopische uitvoering. Een beetje vergelijkbaar met een piepklein touchscreen van een vierkante millimeter of zelfs kleiner.’

Zo’n chip bevat heel veel zeer kleine elektrodes. Wanneer je daar met een inkjetprinter iets op aanbrengt dan is zo’n druppel groter dan één zo’n elektrode. Stel je brengt verschillende druppels op een chip aan, bijvoorbeeld om luchtvochtigheid en de CO2-concentratie te meten. Hoe weet je dan of een druppel op de juiste plek is gekomen? ‘Dat laat je de chip zelf uitzoeken. Die scant de oppervlakte en gaat zo na wat er precies op is gekomen. Het ingebouwde rekenprogramma herkent welk materiaal het is. Je maakt dan slim gebruik van de intelligentie op de chip.’

Levende hartcellen

Deze nieuwe aanpak om slimme chips te maken heeft de potentie om de sensor-wereld op zijn kop te zetten, volgens Widdershoven. ‘Dat is ons einddoel. Maar dit is ingrijpend, mede omdat de waardeketen van sensorsystemen op deze manier zal veranderen. Als je geen aparte sensoren meer nodig hebt dan zet je de gevestigde sensorfabrikanten buiten spel. Dat is nogal een verandering. Zelfs het bedrijf NXP waar ik werk moet nog een beetje wennen aan dat idee.’

Daarnaast werkt Widdershoven momenteel bij de TU Delft samen met Wouter Serdijn en promovendus Rui Guan aan een chip voor onderzoek naar levende hartcellen en -weefsel. ‘Stel iemand krijgt een hartoperatie en daarvoor haal je weefsel weg. Dat is waardevol materiaal, omdat het afkomstig is van iemand met een kwaal. En dit wil je natuurlijk juist verhelpen of verslechtering voorkomen. Je kunt het nog levende weefsel op een speciale chip leggen. Een hartcel bedekt dan meerdere elektrodes aan de bovenkant van de chip. Daar breng je een spanningspuls op aan en dan meet je of de hartcellen in het weefsel signalen goed aan elkaar doorgeven en samentrekken. Dit levert waardevolle informatie op over hoe hartweefsel op microscopische niveau werkt.’ De TU Delft werkt hiervoor samen met Natasja de Groot en Yannick Taverne van het Erasmus MC.

Dat Widdershoven op zoek is naar slimme oplossingen met behulp van nieuwe technologie is geen toeval. Al van jongs af aan is hij bezig met techniek. Als jochie haalde hij al radio’s uit elkaar en bouwde daar weer andere dingen mee. ‘Ik maakte mijn eerste gitaarversterker zelf met radiobuizen. Die fascinatie is er altijd geweest. Ik wil altijd wel eerst de theorie begrijpen, dan een voorspelling maken en vervolgens pas iets bouwen om na te gaan of het werkt.’

Hij keek ook graag naar de eerste Star Trek-serie en haalde daar inspiratie uit. ‘Als je met het moederschip wilde communiceren moest je even op een kastje tikken en dan kon je met elkaar praten. Dat lijkt op de mobiele telefoon die we nu hebben. Toen was het fantasie, iets dat niet echt leek te kunnen. En zo waren er meer voorbeelden. Het inspireerde me om niet alleen toepassingen die dichtbij liggen te onderzoeken, maar ook ver de toekomst in te kijken.’

Tekst: Robert Visscher | Fotografie: Marcel Krijger

Meer informatie

Dave Boomkens
Communicatieadviseur faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica,
+31 6 40 28 75 77
d.j.boomkens@tudelft.nl

Het medicijn van de toekomst slik je maar één keer en is bio-elektronisch | BNR Nieuwsradio

Door Karlijn Meinders

Deze hele week bespreken we ontwikkelingen in de geneeskunde. Met vandaag kleine elektronische apparaatjes, die precies weten wanneer het lichaam wat nodig heeft: als het aan onderzoekers ligt duurt het niet lang meer of dit slimme persoonlijke medicijn van de toekomst is realiteit. Je kunt het vergelijken met een pacemaker, maar dan flink wat kleiner. Een apparaatje dat zenuwcellen stimuleert om mensen van klachten af te helpen. Parkinson wordt zo al deels behandeld, maar in de toekomst moet dit ook werken voor iets als migraine, autisme, depressie of epilepsie.

De grootste uitdagingen zitten hem nog in het materiaal en formaat van het apparaatje en de benodigde stroomvoorziening, maar de ontwikkelingen gaan hard. Zo zou dit mini-pacemakertje dat veilig in de hersenen geplaatst kan worden straks wel eens draadloos opgeladen kunnen worden door iets dat in je oorbel, aan een ketting of onder een petje past.

In deze audio hoor je onderzoeker Wouter Serdijn van de TU Delft. Lees hier meer over zijn onderzoek.

Twelve new Medical Delta projects

Medical Delta, the collaboration between TU Delft, Leiden University, LUMC and Erasmus MC Rotterdam, started 12 new projects to develop solutions for sustainable healthcare.

The programmes combine the knowledge and expertise of three universities and two university medical centres to address important societal healthcare challenges such as dementia, helping the elderly stay mobile as long as possible, and the regeneration of tissues with stem cells. They will receive almost EUR 400,000 each. Delta spoke to six of the Delft scientists involved.

Neurodelta
Professor Wouter Serdijn of the Faculty of Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science is involved in two of the projects. The first is called NeuroDelta: Ambulant Neuromonitoring for Prevention and Treatment of Brain Disease. Brain disorders that involve multiple brain regions are notoriously difficult to treat and impose a huge burden on society. Examples are migraine and autism. The NeuroDelta Consortium will try to tackle these disorders.

Wouter Serdijn: “We will develop a first-of-a-kind arrhythmia-on-a-chip model.” (Photo: Sam Rentmeester)

“One of the main problems is that many patients suffering from these brain disorders are diagnosed relatively late. In the current project, we will develop and evaluate a system for mouse models suffering from these types of disorders, paving the way for clinical applications. More specifically, we will develop a device that will allow us to monitor and modulate activity simultaneously in multiple brain regions of freely-moving animals. This will lead to a better understanding of network phenomena in the brain and the development of better treatment modalities for two disorders that lead to deficits in individual and social behavior: migraine and autism.”

The second project Serdijn works on is the Medical Delta Cardiac Arrhythmia Lab.

Heart arrhythmia is a group of conditions in which the heartbeat is irregular, too fast, or too slow. The mission of the Medical Delta Cardiac Arrhythmia Lab is to decrease the cardiac arrhythmia burden by providing patient-tailored therapy. “To this end, we plan to design and test novel bio-electronic diagnostic tools. We will develop a first-of-a-kind arrhythmia-on-a-chip model to study arrhythmia mechanisms, identify novel therapeutic targets and test innovative therapies.”

Bioelectronics aan de slag voor duurzame gezondheidszorg

Kennisinstellingen in de Medical Delta (een consortium bestaande uit TU Delft, Erasmus MC, LUMC, Universiteit Leiden en Erasmus Universiteit Rotterdam) starten met een breed en uniek wetenschappelijk programma op het gebied van technologisch onderzoek naar innovatieve oplossingen voor duurzame gezondheidszorg. Daarmee gaat een investering gepaard van vijf miljoen euro in de komende vijf jaar.

De Medical Delta heeft twaalf onderzoeksprogramma’s gelanceerd die werken aan technologische oplossingen voor duurzame zorg. In drie programma’s is EWI vertegenwoordigd, te weten Neurodelta (Wouter Serdijn), Medical Delta Cardiac Arrhythmia Lab (Wouter Serdijn en Alle-Jan van der Veen) en Ultrafast Ultrasound for the Heart and Brain (Michiel Pertijs); allen onderdeel van de afdeling Microelectronics.

Om de onderzoekprogramma’s een extra impuls te geven worden binnen ieder onderzoeksprogramma een strategisch belangrijk project gefinancierd.

In het Medical Delta 2.0 Neurodelta programma zullen Vasiliki Giagka en Wouter Serdijn (beiden Sectie Bioelectronics) werken aan miniatuur-implantaten voor het gelijktijdig meten en beïnvloeden van hersenactiviteit door middel van licht en ultrageluid.

Lees meer over werk van Vasiliki Giagka: https://www.tudelft.nl/ewi/actueel/nodes/stories/elektrische-implantaten/

Binnen het Medical Delta 2.0 Cardiac Arrhythmia Lab zullen Virgilio Valente (Sectie Bioelectronics) en Richard Hendriks en Borbala Hunyadi (beiden Sectie CAS) werken aan nieuwe bioelektronische signaal-acquisitie- en bewerkings-technieken voor het identificeren van de electropathologie van hartritmestoornissen, zoals boezemfibrilleren, in een organ-on-chip opstelling.

Lees meer over werk van Virgillio Valente: https://bme.weblog.tudelft.nl/2018/12/11/biocmos/

Link

Voor een ingenieur is het prima te begrijpen wat er in de hersenen gebeurt

Auteur: Pieter Edelman

Bits & Chips, d. 14 oktober 2016

Omdat het lichaam gedeeltelijk elektrisch werkt, kunnen veel aandoeningen elektronisch worden behandeld. Dat is de gedachte achter de opkomende beweging van de ‘elektroceutica’, de elektronische tegenhanger van de farmaceutica. TU Delft-hoogleraar Wouter Serdijn vertelt over de ontwikkelingen en uitdagingen van het veld.

Farmaceutica is tot nu toe bijna het exclusieve domein geweest van de scheikunde, maar wellicht dat de elektronica de komende jaren net zo’n belangrijke rol gaat spelen. Het lichaam werkt immers gedeeltelijk elektrisch: denk aan de hersenen en het zenuwstelsel en het hart en andere spieren. Er zijn sterke aanwijzingen dat patiënten bij veel aandoeningen baat kunnen hebben bij een elektronische ingreep.

De aanpak wordt natuurlijk al toegepast. Cochleaire implantaten kunnen uitkomst bieden voor mensen met gehoorproblemen door direct signalen naar de gehoorzenuw te sturen. Hartritmestoornissen kunnen met een elektronische pacemaker worden gecorrigeerd. En bij Parkinson of chronische depressie kunnen elektrodes diep in het brein ontregelde elektrische activiteit aldaar tegengaan. Minister Schippers van Volksgezondheid heeft net aangekondigd om elektrostimulatie van het ruggenmerg bij chronische darmklachten te vergoeden.

Toch is dat in zekere zin nog pionierswerk. Volgende generaties van de aanpak kunnen de behandelingen waarschijnlijk nog aanzienlijk verbeteren. En niet alleen op neurologisch gebied; ook chronische aandoeningen zoals diabetes en astma zouden er baat bij kunnen hebben. Met als grote voordeel dat de behandeling, in tegenstelling tot bij medicijnen, kan worden toegespitst op het doelgebied, waardoor bijwerkingen mogelijk veel kleiner zijn.

Een duidelijk teken dat er iets te gebeuren staat, is dat de Britse farmareus GSK (Glaxosmithkline) eerder dit jaar de handen ineen heeft geslagen met Verily, zeg maar de medische tak van Google, om het nieuwe bedrijf Galvani Bioelectronics op te richten, dat exclusief onderzoek doet naar ‘elektroceutica’. Ze trekken samen 540 miljoen Britse pond uit voor het onderzoek de komende zeven jaar.

Een kolfje naar de hand van Wouter Serdijn, die de vakgroep Bio-elektronica aan de TU Delft leidt en zich de laatste jaren precies hierop profileert. ‘De term ‘elektroceutica’ bestond eigenlijk al langer, maar GSK is er een paar jaar geleden een betekenis aan gaan geven die exact de lading dekte van wat ik op dat moment deed. Dus toen ben ik daarmee verdergegaan.’

Niet dat hij medisch onderlegd is; zijn onderzoek richtte zich in eerste instantie op energiezuinige analoge ic’s en draadloze communicatie, pure elektrotechniek dus. De toepassingen ervan kwamen tijdens zijn carrière echter steeds meer te liggen bij implanteerbare devices, en dat effect heeft zichzelf versterkt: ‘Ik profileerde me altijd als low-power circuit-man, maar op een gegeven moment deed iedereen dat. Dus toen ging ik nadenken over wat mij nu onderscheidt van anderen, en dat waren de medische toepassingen, dus toen ben ik gaan spreken over biomedische elektronica. Op dat moment wisten de mensen uit de medische industrie me ineens te vinden. Heel gek, maar toen kwamen er ineens mensen die zeiden dat ze wat hebben aan ons onderzoek. Terwijl dat daarvoor ook zo zou zijn, maar dat werd nog niet gezien.’

De Bio-elektronica-groep komt nu regelmatig over de vloer bij academische ziekenhuizen – vooral die in Leiden en Rotterdam – maar ook bij de grote spelers op het gebied van implanteerbare devices. ‘We doen geen productontwikkeling voor hen, maar ze houden ons wel heel goed in de gaten als we weer een stap zetten in energiezuinig stimuleren en dergelijke. En dan willen ze ook wel van ons weten hoe het zit. Er zitten zeg maar stukjes Delft in patiëntenharten.’ Het mag dan ook geen verrassing heten dat Serdijn contacten heeft lopen bij GSK en al aan het kijken is of er gezamenlijke projecten mogelijk zijn met Galvani.

Dat laatste medische bolwerk

Spijt van die profilering heeft hij zeker niet; er blijken best raakvlakken te zijn tussen de elektronica en de biologie. ‘We geven hier al jaren het vak bioelectricity, dat gaat over de elektrische activiteit van cellen. Je kunt gewoon die interactie aangaan met neurostimulatoren en cochleaire implantaten en dergelijke. En voor een ingenieur is het eigenlijk prima te begrijpen wat er in de hersenen gebeurt – natuurlijk niet de psychologische processen maar wel de basale neurale processen. Het is ook fascinerend dat technologie kan inhaken op zeg maar dat laatste medische bolwerk, waar zo veel belangrijks van ons in zit maar waar we nog zo weinig van weten. Dat merk ik ook bij studenten.’

Juist het gebied van hersenstimulatie wordt echter nog weleens bestempeld als ‘middeleeuws’, een karakterisering die Serdijn onderschrijft: ‘Eigenlijk zijn het nog steeds een soort knipperlichten die in je hoofd gaan: ze geven met een strikte regelmaat een puls af. Maar je wilt daar slechts enkele cellen mee bereiken en die zijn heel erg klein, van een heel andere ordegrootte dan de afmetingen van de elektrodes. Als je dat misschien iets meer doseert, bijvoorbeeld door een burst te geven in plaats van een tonische puls, dan stimuleer je misschien net alleen de cellen die je wilt bereiken. Maar het is opvallend dat het bepalen van de juiste vorm van stimulatie vandaag de dag vooral gebaseerd is op trial-and-error.’

‘Het is ook wel grappig om te zien trouwens dat die neurostimulatoren momenteel al veel meer kunnen dan waarvoor ze zijn vrijgegeven. Fabrikanten brengen al ondergronds die geavanceerde stimulatiepatronen in, hoewel die nog niet gebruikt mogen worden omdat niet onomstotelijk is vastgesteld dat er geen ongewenste effecten optreden. Maar wanhopige patiënten willen best ver gaan als ze daarmee geholpen worden. Het is niet zo moeilijk om die functionaliteit in te bakken.’

Joh, ingenieur

Het minder goede nieuws voor Serdijns groep is dan ook dat er niet altijd evenveel technisch-wetenschappelijke eer te behalen valt aan de toepassingen. ‘Met de ‘vrijdagmiddagprojecten’ van ons kunnen we best al een grote impact hebben voor neurowetenschappers. We hebben bijvoorbeeld op een gegeven moment met een Beaglebone en eenvoudige analoge elektronica een systeem in elkaar gezet waarmee we closed-loop een muis vrij konden krijgen van epileptische aanvallen. Voor ons was dat gewoon een pcb’tje met een paar discrete componenten en een microcontroller; in feite stelde het niks voor. Maar het heeft wél een grote impact op het neurowetenschappelijke domein. En we hebben wel meer van dat soort dingen hier gehad.’

Het is dan ook niet altijd makkelijk om de juiste samenwerkingen op te zetten met de medici, merkt Serdijn. ‘Zwart-wit gezegd zijn er medisch wetenschappers of artsen die herkennen dat jij ook een specialisme vertegenwoordigt, en anderen die dat niet doen, die zeggen van: joh ingenieur, trek even die oplossing van de plank die ik nodig heb. Dan loopt de samenwerking heel snel dood. Maar als het wel lukt om van elkaar te begrijpen wat nou echt de uitdaging is en elkaars taal te spreken, dan heb je een dijk van een samenwerking. Dat is echt heel erg leuk.’

‘Je ziet nu ook wel dat er een behoefte aan het ontstaan is om die kloof tussen de medische en technische wereld te dichten. Ook vanuit de medische hoek. Dat heeft ook met het financieringsklimaat te maken. Ik heb het eerlijk gezegd weleens geprobeerd hoor, een project voor neurostimulatoren bij STW inzenden zonder daar een arts bij te betrekken. Maar ook al haal ik de relevante specificaties uit de literatuur, dan nog krijg ik de vraag of de arts het ermee eens is dat dit ook een verbetering is.’

En eerlijk is eerlijk, daarmee hebben ze wel een punt, moet Serdijn toegeven. ‘Bij die muis bijvoorbeeld hebben we gestimuleerd in de kleine hersenen, maar de meting was op de cortex, een andere plek. Zou ik niet hebben bedacht, want dat is niet mijn vakgebied. De elektronische oplossing is er nauwelijks door veranderd, maar er was dus nog wel een extra stap te maken. En soms zijn er andere dingen belangrijker dan alleen maar de technologische innovatie. Uiteindelijk moet het zijn weg vinden naar een kliniek en dan kunnen dat soort aspecten een rol spelen.’

Poor man’s silicon

Voor het elektroceutica-concept is er voor elektronici gelukkig nog meer dan genoeg te doen. Een van de belangrijke thema’s is terugkoppeling, zodat de neurostimulator zich kan aanpassen aan de reactie van het lichaam op de pulsen. Maar dit is nog problematisch, want hoe meet je de minuscule respons van een zenuwcel tegen de achtergrond van de veel grotere stimulatiepuls? ‘Die elektronica hebben we dus nog niet, maar er zijn verschillende manieren om dat aan te pakken’, vertelt Serdijn. ‘Je kunt het in het spatiële domein oplossen, dus gewoon verderop aan de zenuwbaan meten wat het effect is. Dat wordt bijvoorbeeld toegepast voor ruggenmergstimulatie. Je kunt het ook in het tijddomein proberen op te lossen. Je meet dan eerst het signaal na stimulatie en vlak daarna doe je dat nog een keer als die zenuw eigenlijk nog een beetje doof is, dus dan krijg je alles behalve de neurale respons. Wij proberen het te doen met een ad-omzetter die zich snel aanpast, die dus heel snel die stimulus volgt en daarbovenop dus die fijne resolutie probeert te pakken.’

Daarnaast richten de methodes zich nu nog vooral op het centrale zenuwstelsel, dat wil zeggen: de hersenen en het ruggenmerg. Maar voor veel van de nieuwe toepassingen, zoals die van Galvani, wordt het perifere zenuwstelsel beoogd, ofwel de vertakkende zenuwbundels die door het lichaam lopen. Daarmee moet het mogelijk zijn om de signalen naar specifieke organen te adresseren. Bovendien maken deze zenuwbundels – waarschijnlijk – allerlei onvoorziene interacties mogelijk. ‘Het AMC in Amsterdam heeft bijvoorbeeld aangetoond dat je door stimulatie van zo’n zenuwbundel reumatische artritis, die ontstekingsreacties die zich in de gewrichten voordoen, kunt onderdrukken. Dus door elektrische stimulatie kun je iets chemisch teweegbrengen verder op die zenuwbaan.’

De aanpak vraagt wel om geheel andere vormfactoren. ‘Tot nu toe zijn stimulatoren altijd gewoon blikjes, en die zijn stijf en groot en vooral gevuld met batterij. Dat moet dus anders, want je kunt ze niet eventjes rondom een zenuw aanbrengen die naar de maag toe loopt of zo. Elektronisch gezien is het exact dezelfde uitdaging, maar je moet elektronica maken die meebeweegt, want bijvoorbeeld zo’n maag staat te kneden en gaat op en neer.’

‘Wat momenteel best veel in de aandacht staat en waar wij ook mee werken, is PDMS, siliconenrubber. Ik verwacht dat je op den duur een soort hybride oplossing krijgt met flexibele actieve elektrodes in een soort poor man’s silicon die zich over grotere afstand kunnen verdelen en wat preprocessing doen. En je hebt natuurlijk een flexibele antenne voor energieoverdracht en de communicatie. Maar het hart van het implantaat zal gewoon een braaf high-performance cmos-ic zijn.’

Een andere stap is het inbouwen van leds in de neurostimulatoren. Dit heeft te maken met een techniek die de laatste jaren sterk in opkomst is: optogenetica, een techniek waarbij zenuwcellen via genetische modificatie lichtgevoelig worden gemaakt, zodat ze onder invloed van licht een puls vuren of juist onderdrukken. ‘Het grote voordeel is dat je die injectie heel lokaal kunt doen en dus alleen die cellen lichtgevoelig maakt die je wilt stimuleren. Dus het kan spatieel nog veel selectiever zijn dan elektrische stimulatie.’

‘Maar goed, het is dus wel genetische modificatie en dat is niet geaccepteerd om bij mensen te doen. Maar op het moment dat het een veel betere behandelingsoptie wordt, zou dat wel eens kunnen veranderen. De langetermijneffecten zijn nog niet bekend, maar ik denk dat mensen die nu al ondraaglijke pijn lijden niet lang hoeven na te denken of ze dat zouden willen.’

Slimme contactlenzen en andere medische gadgets in je lijf

Een ‘slimme’ contactlens kan het leven van een diabetespatiënt een stuk eenvoudiger maken.

Veel mensen met diabetes moeten meerdere malen per dag hun bloedsuiker meten. Dat moet nu nog met een pijnlijke vingerprik. Vervelend en vaak onnodig, daarom wordt hard gewerkt aan alternatieve methoden.

Onderzoekers van de technische universiteit van Ulsan in Zuid-Korea zeggen nu een lens te hebben ontwikkeld die bloedsuikerwaarden uitmeet. Over deze lens en andere bio-elektronische medicijnen praten we met Wouter Serdijn. Hij is hoogleraar bio-elektronica aan de TU Delft.

Podcast op NPO1, Nieuwsweekend, uitgezonden zaterdag 27 januari 2018.

Living better with electroceuticals

Beter worden met ‘electroceutica’by Harry Baggen, in Elektor Magazine, 30 maart 2016, 15:03

Electroceuticals can help combat a wide variety of medical conditions, such as tinnitus (ringing ears) and epilepsy. Electroceuticals comprise the smart, localized and targeted application of therapeutic electrical stimuli to the body. The technological challenge is to make electroceutical devices smarter and smaller.

According to Wouter Serdijn, Professor of Bio-Electronics at TU Delft in the Netherlands, electroceuticals could develop into a new and significant form of medicine, complementing existing pharmaceuticals. The targeted application of electrical stimuli can alleviate many medical conditions and is not limited to brain therapy. The main advantage of electroceuticals over pharmaceuticals is that the effect is localized. Drug act on the entire body, which can easily lead to adverse effects.

Existing electroceutical devices are still fairly bulky, with relatively large batteries and wires. There is also a high degree of trial and error in treatment methods. The aim is to develop a flexible brain implant on a polymer substrate that can serve as a general platform for various electroceutical devices.

Besser heilen mit „Electroceutica“

Electroceutica können helfen, verschiedene Erkrankungen wie Tinitus (Ohrpfeifen) oder Epilepsie zu lindern. Electroceutica bedeuten die intelligente, lokale und gezielte Verabreichung heilender elektrischer Impulse in den Körper. Die technische Herausforderung ist, die dafür erforderlichen Geräte kleiner und intelligenter zu machen.

Nach Wouter Serdijn, Professor für Bio-Elektronik an der niederländischen Technischen Universität Delft, können Electroceutica zu einem neuen bedeutenden medizinischen Mittel statt oder als Zusatz zur bestehenden Pharmazeutik werden. Die gezielte Anwendung elektrischer Impulse kann bei vielen Erkrankungen helfen, nicht nur bei solchen des Gehirns. Der große Vorteil der elektrischen Methode gegenüber der pharmazeutischen ist, dass sie lokal begrenzt sind: Pillen wirken auf den ganzen Körper ein und haben deswegen oft gravierende Nebenwirkungen.

Zurzeit ist die Verabreichung elektrischer Impulse an den Körper noch recht grobschlächtig mit relativ großen Batterien und Kabeln. Zudem funktioniert diese Methode noch in einem hohen Maß nach dem „Trial-and-error“-Prinzip. Das Ziel ist es, ein flexibles Hirnimplantat auf einem Polymersubstrat zu entwickeln, das zur allgemeinen Grundlage diverser Implantattypen werden kann.

Beter worden met ‘electroceutica’

Electroceutica kunnen helpen om allerlei aandoeningen zoals tinnitus (oorsuizen) en epilepsie te bestrijden. Electroceutica betreft het slim, lokaal en gericht toedienen van helende elektrische pulsen aan het lichaam. De technische uitdaging is het slimmer en kleiner maken van de benodigde apparatuur.

Volgens prof. Wouter Serdijn, hoogleraar bio-elektronica aan de TU Delft, kunnen ‘electroceutica’ uitgroeien tot een nieuw en belangrijk type medicijn, naast en als aanvulling op de al bestaande farmaceutica. Het gericht geven van elektrische pulsen kan bij veel aandoeningen helpen, en is niet alleen toepasbaar in de hersenen. Het grote voordeel van de elektrische methode boven farmaceutica is dat het effect lokaal is. Pillen werken in op het hele lichaam en veroorzaken derhalve snel bijwerkingen.

Op dit moment is het toedienen van elektrische pulsen aan het lichaam nog vrij grofstoffelijk, met bijvoorbeeld relatief grote batterijen en draden. Ook heeft de methode nog een vrij hoge graad van trial and error. Het streven is om een flexibel hersenimplantaat te ontwikkelen op een polymeer-substraat dat dan kan dienen als algemeen platform voor diverse typen implantaten.

Elektroceutica: elektronische medicijnimplantaten voor in je hoofd

Epilepsie, tinnitus en alcoholverslaving zijn misschien verschillend, de behandeling kan erg op elkaar lijken. En wel met elektrische medicijnen die je in je hoofd geïmplanteerd krijgt.

Hoogleraar bio-elektronica Wouter Serdijn houdt morgen zijn intree-rede over electroceutica aan de TU Delft. Het woord stamt af van het Engelse ‘electroceuticals’, de elektronische tegenhanger van de ‘pharmaceuticals’, medicijnen dus. Maar dan met een batterijtje erin die de patiënt als implantaat krijgt, meestal in de hersenen.

“Een bekende ziekte is Parkinson. Dan ontstaan tremoren. Die kun je onderdrukken met kleine, elektrische pulsjes. In de arm kun je het ook behandelen, maar dan behandel je de oorzaak niet, zegt Serdijn. “Vaak gaan tremoren gepaard met de aansturing van heel veel verschillende spieren. Dan zou je iemand moeten behangen met elektronica om de plaats waarop het zich openbaart de symptomen te onderdrukken.”

In de toekomst hoopt Serdijn de implantaten kleiner, draadloos en slimmer te maken: “Dat ze echt luisteren naar wat de patiënt nodig heeft”, legt Serdijn uit.

Klik hier voor de link naar het item op BNR Nieuwsradio: http://www.bnr.nl/?service=player&type=archief&fragment=20160330065325240

Slimme stroomstootjes als medicijn

Kleine, draadloze en intelligente implantaten die werken als elektronisch medicijn, dat is de droom van Wouter Serdijn. Serdijn hield deze week aan de TU Delft zijn intreerede als hoogleraar bio-electronica. Hij noemt zulke implantaten ‘electroceuticals’, als tegenhanger van de ‘farmaceuticals’, ofwel pilletjes. Het idee is eenvoudig: waar pilletjes de biochemische activiteit van lichaamscellen veranderen, veranderen electroceuticals de elektrische activiteit.

De moleculen uit een pilletje komen via de bloedbaan in het hele lichaam terecht. De effecten treden niet direct op, zijn niet lokaal en ook niet meteen omkeerbaar. Bovendien hebben pilletjes vaak ongewenste bijeffecten. Maar eeuwenlang was er geen andere mogelijkheid.

Micro-electronica heeft hier verandering in gebracht. Zo kunnen sinds een jaar of tien patiënten met ernstige Parkinson of depressie behandeld worden met een hersenimplantaat dat lokaal in de hersenen elektrische pulsjes genereert. ‘Deze implantaten hebben echter flink wat nadelen’, vertelt Serdijn een dag voor zijn oratie. ‘Ze zijn groot en hebben ook nog eens een grote batterij nodig, typisch iets van zes bij vier bij één centimeter. De batterij wordt nu nog in de borstkas aangebracht. Via draadjes loopt de stroom naar het implantaat in de hersenen. Die draadjes zitten eigenlijk in de weg. Een ander nadeel is dat het implantaat zelf dom is. Arts en de patiënt moeten samen de beste instelling zien te ontdekken. Maar dat is vaak moeilijk en subjectief.’

Chips met een luisterend oor

Serdijn ontwikkelt microchips voor implantaten die niet alleen klein en draadloos zijn, maar ook intelligent: ‘Onze chips zijn slechts twee bij twee millimeter groot, vooral doordat we de pulsgenerator veel kleiner hebben kunnen maken. Ze verbruiken veel minder stroom en daardoor volstaat een kleinere batterij. Bovendien is de batterij oplaadbaar. Ik stel me voor dat deze in de toekomst draadloos wordt opgeladen door een spoel in een intelligent kussen, terwijl de patiënt ligt te slapen.’

Nieuw is dat de chip lokaal luistert naar de therapeutische behoefte en daarop zijn gegenereerde pulsen afstemt. Serdijn geeft het voorbeeld van de behandeling van oorsuizen: ‘Bij sommige patiënten onderdrukken elektrische pulsen de klachten. Nu gebeurt die behandeling nog subjectief. De patiënt moet zelf aangeven wat hij hoort en of er verlichting is opgetreden. Een slim implantaat meet het signaal op de gehoorschors, genereert elektrische pulsjes en meet tegelijkertijd hoe goed het effect is. Idealiter werkt het implantaat alleen op de momenten dat het nodig is en in de hoeveelheid die nodig is. Het implantaat denkt als het ware mee. Electroceuticals houden automatisch rekening met het feit dat ieder mens anders is en dat de toestand van een persoon in de tijd verandert.’

Fijnregelen met schokjes

Behandeling met slimme stroomstootjes hebben de eerste positieve resultaten opgeleverd in de behandeling van epilepsie bij muizen. Serdijn werkt ook samen met de Belgische hoogleraar neurowetenschappen Dirk de Ridder in de behandeling van alcoholverslaving. De implantaten hoeven ook niet beperkt te blijven tot de hersenen, zegt Serdijn. ‘Elk weefsel dat gevoelig is voor elektriciteit, dus ook spieren en organen, kun je met electroceuticals beïnvloeden. Een paar jaar geleden is bijvoorbeeld aangetoond dat elektrische stimulatie ook een aandoening als reuma kan onderdrukken.’

Serdijn ziet electroceutica niet als vervangers van de klassieke farmaceutica, maar als aanvulling. ‘Electroceutica zijn vooral geschikt voor aandoeningen die hun oorsprong op een specifieke plek vinden. Met farmaceutica kun je als het ware de biochemische basiswaarde van het lichaam veranderen en daarna kun je heel lokaal met electroceutica de boel fijnregelen.’

Op dit moment zit het onderzoek naar electroceutica nog in de fase van dierproeven. ‘Voordat hier goedgekeurde behandelingen voor mensen uit komen, zijn we jaren verder’, besluit Serdijn.

Bennie Mols vertelde ook over dit onderwerp in het radioprogramma De Ochtend: Stroomstootjes in plaats van pillen

Can heart beats really power cardiac pacemakers?

Baron von Munchausen

Today, I received a link (http://tweakers.net/nieuws/85353/hartslag-kan-pacemaker-van-stroom-voorzien.html) from Marijn, honorary member of the Biomedical Electronics Group, in which it is mentioned that researchers have found a way to harvest enough energy from a piezo-electric transducer so that a cardiac pacemaker can be powered from the heart itself. This would render the bulky batteries in the pacemakers unnecessary and the pacemaker thus does not have to be replaced after a couple of years because of a depleted battery.

I have two concerns about this. First, there is a kind of “Baron-von-Munchausen” effect. Baron von Munchausen was an 18th-century German nobleman, who, according to Rudolf Erich Raspe’s story The Surprising Adventures of Baron Munchausen, pulls himself out of a swamp by his hair (specifically, his pigtail). Now, let’s suppose that a pacemaker, equipped with a piezo-electric energy harvester to power the pacemaker, for no particular reason, fails to operate and the heart stops its precious beating, what will then power up the pacemaker again to make the beat again? Scary thought, isn’t it?

Second concern is of another nature. Pacemakers are usually replaced, not because the battery has depleted, but simply because a next generation pacemaker can provide a better therapy to the patient. As a side note, uncomfortable but true, current pacemakers (and thus also the batteries included therein) on average live longer than their owners. Hopefully this latter aspect will change for the better soon.

Wouter